Het gaat om een familie
met drie kinderen, die op een boerderij in een klein dorp in de buurt van de
Elbe woonde, een dorp met overwegend boeren die van de landbouw leefden.
De echtgenoot en vader
was een zeer hoogmoedig man, alleen zijn mening telde.
Hij geloofde noch aan de
geboorte van Christus, noch aan de geestelijke betekenis daar achter en hij was
zelfs sceptisch met betrekking tot God zelf. Zijn vrouw Elfe was een gelovige
vrouw en voedde haar kinderen in het geloof op.
Vaak maakte hij zijn
vrouw het leven moeilijk en spotte met haar geloof.
‘Dat is klinkklare onzin
– waarom zou God zich verlagen en een mens worden als wij? Dat is toch een
belachelijk verhaal’, zei hij.
Op die zondag aan het
eind van de herfst lag er onverwachts sneeuw, toen zijn vrouw en kinderen naar
de kerk waren. Hij was alleen
thuisgebleven. Nadat ze weg waren werd de wind steeds sterker en sloeg
om in een hevige sneeuwstorm. Hij benutte de tijd die zijn familie in de kerk
doorbracht om het zich thuis voor de schoorsteen gezellig te maken. Voor die
onzin en helemaal niet met dit weer zou hij naar de kerk gaan.
Toen hoorde hij een hard
geluid, alsof er iets tegen het raam sloeg – en kort daarna nog een doffe klap.
Hij keek naar buiten, maar zag niets. Dus ging hij naar buiten om beter te
kunnen zien. Op het land naast zijn boerderij zag hij tot zijn verbazing een
grote groep ganzen. Ze waren blijkbaar op hun tocht naar het zuiden tijdens hun
vluchtroute door de sneeuwstorm verrast.
De storm was zo hevig
geworden dat deze ganzen de weg niet meer konden zien. Zo waren ze nu bij deze
boerderij gestrand, zonder voer of schuilplaats, niet in staat om meer te doen
dan opgewonden met hun vleugels te slaan en doelloos rondjes te vliegen.
Hij had medelijden met ze
en wilde hen helpen. Hij dacht dat de schuur het beste onderdak voor de dieren
zou zijn. Daar was het veilig en warm. De ganzen konden er de nacht doorbrengen
en wachten tot de storm voorbij was. Dus opende hij de poort van de schuur voor
ze.
Hij wachtte, sloeg ze
gade en hoopte dat ze de geopende poort
zouden opmerken en naar binnen zouden gaan. Maar ze letten niet op de geopende
poort of begrepen niet wat die geopende poort voor ze betekende. Hij liep naar
ze toe om hun aandacht te trekken, maar ze vluchten alleen uit angst voor hem.
Hij ging naar huis en
kwam met wat brood terug, brak het in stukjes en legde een broodspoor naar de
schuur. Zij begrepen het nog steeds niet.
Hij werd langzamerhand
gefrustreerd, ging nog een keer naar ze toe en probeerde ze op te jagen
richting schuur. Ze raakten in paniek en gingen alle kanten op, behalve de kant
van de open deur. Niets kon ze ertoe bewegen om de schuur in te gaan, waar
warmte, zekerheid en beschutting op ze wachtten. Volledig gefrustreerd riep de
boer uit: ‘waarom volgen jullie mij niet? Kunnen jullie dan niet zien, dat dit
de enige plek is waar jullie de storm kunnen overleven? Hoe kan ik jullie dan
toch naar deze plek brengen om jullie te redden?
Hij dacht een ogenblik na
en zag in dat ze gewoonweg een mens niet zouden volgen. Hij zei bij zichzelf:
‘hoe kan ik ze dan redden? De enige mogelijkheid zou zijn, als ik zelf zou
kunnen worden als deze ganzen. Als ik
toch maar zoals een van hen zou kunnen worden! Dan zouden ze mij volgen en kon
ik ze in veiligheid brengen.’
Op dat ogenblik onderbrak
hij zichzelf en dacht na over wat hij gezegd had.
De woorden echoden in
zijn hoofd na: als ik toch alleen als een van hen kon worden, dan kon ik ze
redden. Toen begreep hij plotseling Gods hart voor alle mensen.
Maar wat gebeurde er met
de arme ganzen?
Hij ging naar huis terug
en bad tot God voor de dieren. De volgende ochtend ging hij naar de schuur. De
sneeuwstorm was gaan liggen. Hij vertrouwde zijn ogen niet, bijna alle dieren
hadden zich in de schuur verzameld.
Hij dankte God en Jezus
Christus.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.
-- Johannes 3:16-17
Geen opmerkingen:
Een reactie posten