Verslag van Anneliese Bollack over Bruno Grönings overlijden, 'Heimgang' zoals ze dat zo mooi in Duitsland zeggen.
Lieve vrienden,
Omdat de gebeurtenissen rondom het overlijden van onze
vriend en leermeester Bruno Gröning tot op de dag van vandaag voor mij niet te
vatten zijn, heb er nog nooit over geschreven. Misschien verging het andere
vrienden net zo. Toch denk ik dat we de plicht hebben om het te vertellen. Als
wij het nu nog niet begrijpen kunnen wat er toen gebeurde, kunnen de mensen die
na ons komen, het misschien wel begrijpen.
Het was op 26 januari 1958 ’s middags om 13.00 uur
toen het bij mij begon. Ineens kon ik niet meer zitten. Mijn hele lichaam deed
pijn. Ik heb alles gedaan om het kwijt te raken zoals ik het in de voorgaande
jaren geleerd had. Zoals u weet uit mijn verslagen, ging het bij mij om een
aandoening in mijn hoofd. Aan mijn lichaam heb ik nooit iets gehad, dat was
altijd vrij gebleven. Wel op deze 26e januari deed mijn hele lichaam zeer,
niet alleen mijn hoofd. De pijn straalde van de nieren uit naar het hele
lichaam. Van ellende ging ik naar bed, maar ook dat hielp niet. Ik kon
niet liggen, zitten en ook niet staan. Ik stuiterde in het bed als een
waanzinnige. Mijn man weet dat ik niet kleinzerig ben. Toen hij mijn nood zag
kwam hij aan het bed en hield mijn hand vast. Dat gaf mij kracht en rust en ik
vertelde hem wat ik had en dat ik het niet kon begrijpen.
Even voor 14.00 uur viel alles van mij af, en ik was
weer helemaal vrij, kon weer opstaan en mijn werk doen. Het liet mij echter
niet los, want ik begreep niet wat er gebeurd was en besloot naar mijn
toenmalige gemeenschapsleidster Doris Puchalka te gaan om het haar te
vertellen. Misschien had zij er een verklaring voor.
De volgende dag ging rond 2 uur naar haar toe. Ik
vertelde wat ik de dag daarvoor meegemaakt had. Ze zei: ‘moet je nagaan
Anneliese, ik had op dezelfde tijd ook een een ervaring met Bruno. Ze was ook
privé bevriend met mijnheer Gröning en had veel meer menselijk contact met hem
dan ik. Ze bezocht hem vaak in haar huis in Plochingen en was ook veel met hem
op reis. Dit moet men weten om het meegemaakte te begrijpen.
Kort na enen was ze op de bank gaan liggen en erover
nagedacht wat voor bloemen ze zou kopen als weer naar mijnheer Bruno zou gaan.
Waarschijnlijk was ze in slaap gevallen en plotseling hoorde ze Bruno’s stem,
die zei: ter verwelkoming mimosa en dan blauwe en rode anjers.’
Bruno was
steeds groter geworden en steeds verder weggegaan tot hij helemaal bovenaan het
plafond was; toen had hij zijn vinger opgestoken en een gebaar gemaakt zoals je
bij een kind doet van: pas op, niet doen!
En toen was
hij weg en zij werd weer wakker en toen was het kwart voor twee. We verbaasden ons
nog over de blauwe anjers, geen van ons had tot dan toe blauwe anjers gezien.
Ik heb nog
wat gemopperd want ik vond haar ervaring veel mooier dan de mijne. Wie vergaat
er graag van de pijn? Bruno zien en hem horen spreken, dat is wat anders, dat
had ik ook graag meegemaakt. Maar het hield mevrouw Puschalka erg bezig dat hij
zijn vinger opgestoken had en wat hij daarmee bedoelde.
Ze liet mij
een artikel zien uit de Bildzeitung waarin stond dat Bruno in een ziekenhuis in
Parijs was. Maar wij geloofden het niet. Mevrouw Puschalka was met de kerst nog
bij mijnheer Gröning thuis geweest en bij ons had hij in november een
voordracht gehouden. Wij geloofden er dus geen woord van.
Opeens ging
de telefoon. Die stond in de werkkamer en mevrouw Puschalka liep erheen. Opeens
hoorde ik dat ze met mevrouw Gröning sprak. Ik liep er gelijk heen, want ik
dacht iets van Bruno te horen. Dat was ook zo. Mevrouw Puschalke begroette haar
heel enthousiast, toen ik echter in de deur stond zag ik gelijk aan haar
gezicht, dat kleurloos was en en heel lang en smal werd: er is iets mis. Toen
begon ze ook te huilen. Het was een kort gesprek. Ik begeleidde haar naar de
woonkamer, en daar vertelde ze me: mevrouw Gröning had haar uit Parijs gebeld
om haar mee te delen dat Bruno Gröning gistermiddag om kwart voor twee
overleden was. Ze wilde niet dat Doris het uit de kranten te weten zou komen,
vandaar dat ze belde.
Alleen wie
weet wat Bruno Gröning voor ons was, kan bevatten wat dat voor ons betekende.
Ik had haar wel gehoord, maar nog niet begrepen. Ook had mijn handen vol aan
mevrouw Puchalka. Voor mij was het ook veel eenvoudiger, mijn verbinding was,
op een enkele uitzondering na, op geestelijk gebied verplaatst, en dat ging
verder, er was geen scheiding, dat had ik van hem geleerd, en daar geloofde ik
in en dat gaf me steun. Wat er na het telefoontje gebeurde kun je niet
beschrijven. Later lijkt het een droom. Ik herinner me het weer toen mevrouw
Puschalka zei: ‘Ik ben zo blij dat je
bij me bent. Eigenlijk is het vandaag onze dag niet en het is de eerste keer
dat je onverwacht gekomen bent.’ Toen stelden we vast dat onze ervaringen op
het moment van Bruno’s overlijden plaatsvonden.
We
realiseerden ons: deze gebeurtenissen hebben een bedoeling, alleen welke
bedoeling ze hadden, zagen wij helaas niet.
Voor de
rouwplechtigheid gingen we naar Plochingen. Doris kwam aan met rode en blauwe
anjers. Ik was sprakeloos. Ze vertelde me dat ze naar de bloemenwinkel was
gegaan en daar had ze de blauwe anjers gezien. De verkoopster had gezegd dat
het een nieuw soort was.
Dus had ze
mevrouw Gröning mimosa gekocht en voor Bruno rode en blauwe anjers, zoals hij
het gewenst had. Iedereen was verbaasd over de blauwe anjers, des te meer toen
ze hoorden dat Bruno het gezegd had.
Ik vertelde
de vrienden ook mijn ervaring, hoewel die niet zo mooi, maar ook belangrijk was
omdat het in het uur van het overlijden van Bruno Gröning gebeurde en het de
eigenlijke aanleiding was dat ik bij mijn vriendin en gemeenschapsleidster
Doris Puschalka was toen zij het bericht van zijn overlijden ontving.
Toen
vertelde alle vrienden hun belevenissen. Iedereen had ten tijde van zijn
overlijden iets meegemaakt. Iedereen wat anders. Het werd ons duidelijk dat
zijn woorden ‘Ik ben hier en overal tegelijk’ waar zijn.
Zo kan ik
mij herinneren dat mevrouw Anny Ebner von Eschenbach ook een ervaring had. Na
de rouwdienst in de kerk zijn we met de urn naar de begraafplaats gegaan. Daar
zij Anny Ebner von Eschenbach dat Bruno ons liet weten dat hij nog steeds bij
ons was, meer dan ooit en dat alles verder gaat. Misschien herinneren de
vrienden die erbij waren het zich nog. Ze heeft het ons toen nog in kleine
kring verteld, hoe ze aan die boodschap kwam. Nu acht ik mij niet gerechtigd
dit hier te vertellen. Mevrouw Gröning
heeft ons later tijdens een gesprek gezegd dat bij bijna alle vrienden
iets ongewoons was gebeurd ten tijde van Bruno’s overlijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten