Een graankorrel die sterft in de aarde…
Jezus gebruikte veel voorbeelden uit de natuur om grote
spirituele levensvragen te beantwoorden. Om de betekenis van de dood te
verduidelijken, gebruikte Hij het voorbeeld van een graankorrel die eerst moet
sterven om later vrucht te kunnen dragen:
‘Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de
aarde valt en sterft,
blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt
hij veel vrucht.’
(Johannes 12:24, Nieuwe Bijbelvertaling)
Als je een graankorrel niet in de aarde stopt, maar
bijvoorbeeld op je nachtkastje laat liggen in de hoop dat het er morgen meer
zullen zijn, zul je bedrogen uitkomen. Die ene graankorrel blijft slechts één
graankorrel. De levenskern die in de schil van de korrel verborgen ligt, zal
verborgen blijven. De graankorrel zal zo geen vrucht dragen; zijn toestand
blijft hetzelfde. Het innerlijke leven komt er niet uit.
Maar stoppen we de graankorrel in de aarde, waarin de schil
zacht wordt en hij tot op zekere hoogte afgebroken wordt en vocht in zich
opneemt, dan zal het leven van de kern doorbreken en zal hij vrucht gaan
dragen.
De dood van de graankorrel is noodzakelijk om in de kern tot
leven te komen. Zo is het ook met ons, mensen. Als mens zijn wij die graankorrel,
omgeven door een schil waaronder het ware geestelijke leven verborgen zit. Ons
menselijk ik is beperkt en zal dat ook blijven, zolang we hier op aarde leven.
Ons kleine ikje is slechts drager van iets dat veel groter en wezenlijker is.
We dragen de heilige Geest van God in ons mee en het is de bedoeling dat die in
ons leven gewekt wordt.
Dat leven van de heilige Geest is volmaakt; het draagt de
‘volheid van Christus’ in zich mee. Want doordat Jezus Christus voor ons op
aarde is gestorven, is die kern in ons tot leven gewekt als we dit werkelijk
geloven. In die zin sprak Jezus ook over zichzelf, toen Hij het over het
sterven van de graankorrel had. Want Zijn dood heeft een nieuwe dimensie in ons
opgewekt. Er is een schil doorbroken die deze kern in ons omhulde. De volheid
van de Geest, die enkel liefde is, kan weer onvoorwaardelijk in ons doorbreken.
Zolang we mens-zijn is dit leven lang niet altijd zichtbaar. Ons oude ik omgeeft
het licht van de heilige Geest. Maar als we eenmaal gestorven zijn, zal die
oude schil wegvallen en zullen we één met deze Geest zijn. Dan zal Zijn licht
onze hele geest en ziel doorstralen en zijn we thuis in de hemel, die zowel
onze herkomst als onze bestemming is. Het is goed daarbij stil te staan. Dat we
dit leven van de heilige Geest nu al in ons meedragen en dat het door ons
geloof tot leven is gewekt. En dat we na de dood de volle oogst te zien zullen
krijgen; iets waarvan ons nu nog veel ontgaat. In die zin draagt de dood een
grote belofte in zich mee. Een belofte die ons troost en hoop wil bieden…
De aanwezigheid van de heilige Geest draagt enerzijds een
belofte voor de toekomst in zich mee. Anderzijds wil dit ons ook iets over het
nu zeggen. Het is belangrijk dat we ervoor waken dat we niet teveel met ons
denken in het verleden of de toekomst gaan zitten, maar in het nu blijven. En
nu is deze Geest in ons aanwezig.
De vraag is nu: waar identificeren we ons mee? Met de schil,
ons beperkte en breekbare mens-zijn? Dan zal dat ons beperkte zelfbeeld
bepalen. Of met onze geest – de kern wie wij zijn - als drager van de heilige
Geest?
Door ons met die laatste te identificeren dringt het besef
steeds sterker tot ons door dat we ons beperkte mens-zijn niet zijn, maar dat
we die als schil, als laag om ons heen dragen. En in het sterven mogen we dat
loslaten.
En, zoals de engelen dat zeggen: in de dood gaat niets
wezenlijks van ons verloren.
Dat die gedachte ons tot troost mag zijn…
Uit de Goed Nieuwsbrief
Geen opmerkingen:
Een reactie posten