woensdag 8 april 2015

We dragen het leven van de heilige Geest in ons dat door ons geloof tot leven wordt gewekt.







Een graankorrel die sterft in de aarde…
Jezus gebruikte veel voorbeelden uit de natuur om grote spirituele levensvragen te beantwoorden. Om de betekenis van de dood te verduidelijken, gebruikte Hij het voorbeeld van een graankorrel die eerst moet sterven om later vrucht te kunnen dragen:

‘Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.’
(Johannes 12:24, Nieuwe Bijbelvertaling)

Als je een graankorrel niet in de aarde stopt, maar bijvoorbeeld op je nachtkastje laat liggen in de hoop dat het er morgen meer zullen zijn, zul je bedrogen uitkomen. Die ene graankorrel blijft slechts één graankorrel. De levenskern die in de schil van de korrel verborgen ligt, zal verborgen blijven. De graankorrel zal zo geen vrucht dragen; zijn toestand blijft hetzelfde. Het innerlijke leven komt er niet uit.

Maar stoppen we de graankorrel in de aarde, waarin de schil zacht wordt en hij tot op zekere hoogte afgebroken wordt en vocht in zich opneemt, dan zal het leven van de kern doorbreken en zal hij vrucht gaan dragen.

De dood van de graankorrel is noodzakelijk om in de kern tot leven te komen. Zo is het ook met ons, mensen. Als mens zijn wij die graankorrel, omgeven door een schil waaronder het ware geestelijke leven verborgen zit. Ons menselijk ik is beperkt en zal dat ook blijven, zolang we hier op aarde leven. Ons kleine ikje is slechts drager van iets dat veel groter en wezenlijker is. We dragen de heilige Geest van God in ons mee en het is de bedoeling dat die in ons leven gewekt wordt.

Dat leven van de heilige Geest is volmaakt; het draagt de ‘volheid van Christus’ in zich mee. Want doordat Jezus Christus voor ons op aarde is gestorven, is die kern in ons tot leven gewekt als we dit werkelijk geloven. In die zin sprak Jezus ook over zichzelf, toen Hij het over het sterven van de graankorrel had. Want Zijn dood heeft een nieuwe dimensie in ons opgewekt. Er is een schil doorbroken die deze kern in ons omhulde. De volheid van de Geest, die enkel liefde is, kan weer onvoorwaardelijk in ons doorbreken. 

Zolang we mens-zijn is dit leven lang niet altijd zichtbaar. Ons oude ik omgeeft het licht van de heilige Geest. Maar als we eenmaal gestorven zijn, zal die oude schil wegvallen en zullen we één met deze Geest zijn. Dan zal Zijn licht onze hele geest en ziel doorstralen en zijn we thuis in de hemel, die zowel onze herkomst als onze bestemming is. Het is goed daarbij stil te staan. Dat we dit leven van de heilige Geest nu al in ons meedragen en dat het door ons geloof tot leven is gewekt. En dat we na de dood de volle oogst te zien zullen krijgen; iets waarvan ons nu nog veel ontgaat. In die zin draagt de dood een grote belofte in zich mee. Een belofte die ons troost en hoop wil bieden…

De aanwezigheid van de heilige Geest draagt enerzijds een belofte voor de toekomst in zich mee. Anderzijds wil dit ons ook iets over het nu zeggen. Het is belangrijk dat we ervoor waken dat we niet teveel met ons denken in het verleden of de toekomst gaan zitten, maar in het nu blijven. En nu is deze Geest in ons aanwezig.

De vraag is nu: waar identificeren we ons mee? Met de schil, ons beperkte en breekbare mens-zijn? Dan zal dat ons beperkte zelfbeeld bepalen. Of met onze geest – de kern wie wij zijn - als drager van de heilige Geest?
Door ons met die laatste te identificeren dringt het besef steeds sterker tot ons door dat we ons beperkte mens-zijn niet zijn, maar dat we die als schil, als laag om ons heen dragen. En in het sterven mogen we dat loslaten.
En, zoals de engelen dat zeggen: in de dood gaat niets wezenlijks van ons verloren.

Dat die gedachte ons tot troost mag zijn…

Uit de Goed Nieuwsbrief 

zondag 5 april 2015

Goede vrijdag en Pasen


Men zegt: 'als Jezus nu geleefd had, zouden we Hem weer gekruisigd hebben.'


Bij Jezus' geboorte werd het landschap verlicht door een stralend licht. Er verscheen een schitterende wezen, een engel.
Jezus genas mensen en gaf ons raadgevingen hoe wij moeten leven om het goed te hebben en maakte de weg voor ons vrij om na ons aards bestaan weer naar onze oorsprong terug te kunnen keren. Hij deed alleen maar goeds, en toch werd hij gekruisigd.

Toen Jezus stierf werd het donker op heel de aarde.
Op de derde dag na zijn kruisiging stond Jezus op uit de dood.

Er zijn parallellen in het leven van Jezus en Bruno Gröning (1906-1957). Bruno noemde zich de kleine dienaar van God.
De vroedvrouw, die bij de geboorte van Bruno was schrok bij het bed van de moeder en kon slechts uitbrengen: 'ik zie een zonnestraal die moeder en kind met een bijzondere helderheid overstraalt.'

Bruno Gröning was zich van zijn missie bewust. Hij sprak over God en zei: 'ik weet niet veel, maar ik weet wat jullie niet meer weten.' En: 'ik repareer de brug en wijs je de weg hoe je weer naar God terug kunt keren.' Waar hij ook sprak ontstonden bijbelse taferelen: doven konden horen, blinden zien en verlamde mensen lopen. Er waren dagen dat wel 30.000 mensen toestroomden

Ook Bruno had een Judas in zijn gezelschap: Otto Meckelburg, die zich opgeworpen had als zijn 'manager'. Deze vroeg aan de vader van een ziek meisje geld voor zijn bemiddeling en beloofde dat Bruno het meisje zou genezen. Bruno heeft altijd gezegd dat hij niet geneest, maar dat God geneest. Daarom vroeg hij ook nooit geld, hij leefde heel arm. Bruno had al gezien dat het meisje niet genezen zou. Het kwam tot een proces.

Bruno werd in eerste en in tweede instantie vrijgesproken maar hem werd wel een genezingsverbod opgelegd omdat hij niet over de benodigde diploma's beschikte (sic), ondanks dat de psycholoog Prof. Josef Hohmann stelde: 'Bruno Groning heeft niets met diploma's te maken, wat hij werkelijk doet is het werk van een apostel, hij predikt. Moet je dan priesters en ziekenbezoekers ook straffen?' Dr. med. Wilhilm Beyer verklaarde: 'een werktuig van een hogere macht te zijn, dat is echte religiositeit.' De stellingname van de evangelische bisschop Dr. Hermann Kunst die in de commissie plaatsnam was: 'de rechtszaak met de heer Gröning is daarom zo goed als volkomen zinloos, omdat de heren medici de heer Gröning onder de categorie en in het vocabulaire van de traditionele gezondheidszorg aanspreken.'  Doordat Bruno niet meer in het openbaar mocht spreken werd hij ziek.

Op 22 januari 1959 kwam het uiteindelijk bij van het Hof van Beroep op een herziening van het proces want Bruno wilde de uitspraak aanvechten dat hij met onmiddellijke ingang moest stoppen. Hij kon echter niet meer zelf bij de rechtspraak aanwezig zijn. Op  precies hetzelfde tijdstip moest hij in Parijs een noodoperatie ondergaan. Josette, zijn vrouw schrijft:
'bijzonder is ook het volgende natuurverschijnsel. De 22ste, toen mijn man nog onder narcose lag, verduisterde een plotseling over Parijs uitgebroken onweer met bliksem en donderslagen de vrolijke en heldere dag. De verpleegster sprak haar verbazing over het heftige onweer uit.'

Bruno Gröning stierf op 26 januari 1959 om 13.46 uur in Parijs.
Hij zei vaak dat dit zijn gelukkigste ogenblik zou zijn, wanneer hij het lichaam eindelijk verlaten en thuiskomen mag, bij zijn Vader.
Hij zei ook:  'Naar God's wil zal alles geschieden, ook als ik niet meer bij jullie ben. Het lichaam zal men in de aarde leggen, maar ik zal niet dood zijn. Voor wie mij zal roepen zal ik komen en ik help verder.'

Op 24.4.1959, dus drie maanden na de aardse dood van Bruno Gröning, sprak hij in een kring waarvan de ernst en betrouwbaarheid buiten kijf staat.
Bruno Gröning werd hierbij niet alleen gehoord maar ook duidelijk gezien in zijn stralingslichaam.
We willen er echter nadrukkelijk op wijzen, dat het niet gaat om een spiritistische kring. Bruno Gröning werd veel meer in een zuiver lichtende toestand gezien.