zondag 11 oktober 2015

Boek over spontane genezing



Op de site a Healthy Life.nl las ik onderstaande boekbespreking van Juglen Zwaan. Niets nieuws onder de zon, maar het is wel fijn dat een groter publiek er kennis van neemt en hopelijk op zoek gaat en de weg vindt.
Beste lezer,

Deze week heb ik het boek Radicale Remissie van Dr. Kelly Turner gelezen. Ik wil in deze nieuwsbrief graag wat inzichten uit dit boek met je delen. Wanneer een kankerpatiënt spontaan geneest, spreken we ook wel van een radicale remissie. De ziekte is dan op mysterieuze wijze verdwenen. Althans, dat zeggen de artsen. Dr. Kelly Turner is gespecialiseerd in het begeleiden van kankerpatiënten en heeft onderzocht wat bij deze mensen tot de spontane genezing geleid zou kunnen hebben.

Toen op een dag een 31-jarige moeder met een vergevorderd stadium van borstkanker in huilen uitbarstte en vroeg wat ze ertegen kon doen, beloofde Dr. Kelly Turner haar om dit tot op de bodem uit te zoeken. Ze is een groot onderzoek gestart en heeft meer dan duizend gevallen van spontane genezing in kaart gebracht. Het blijkt dat bijna elke oncoloog wel gevallen van spontane genezing heeft meegemaakt, maar dat ze hierover zwijgen. Zij hebben geen interesse in de achtergrond en noemen het toeval. De reden dat deze artsen zwijgen is dat ze geen valse hoop willen geven. Negeren lijkt mij persoonlijk ook niet in het belang van de patiënt. Ik denk dat we veel kunnen leren van mensen die spontaan zijn genezen. Wat hebben zij gedaan waardoor zij genezen zijn?

Dr. Kelly Turner zag in haar onderzoeken 57 factoren die regelmatig terugkwamen. Van deze 57 factoren bleken er 9 telkens terug te komen bij elke persoon die genezen was.

Deze 9 sleutels zijn: 
het verdiepen van je spirituele verbinding;
het in eigen hand nemen van je gezondheid;
het volgen van je intuïtie;
het loslaten van onderdrukte emoties;
het versterken van positieve emoties;
het omarmen van sociale ondersteuning;
het radicaal veranderen van je voedingspatroon;
het gebruiken van kruiden en supplementen.


zaterdag 10 oktober 2015

Bruno Gröning over ziektes, de orde en de wanorde


'Niet het lichaam is ziek, maar de geest, de mens zelf. En deze neemt immers al deze ziekten, al deze storingen in zijn lichaam op die dan vervolgens tot ziekte worden. Het woord `ziekte` gebruik ik anders niet, het is echter de wanorde. Jullie zeggen `ziekte´. En zo hoopt zich alles in het lichaam op en dan komt het ongeloof. De mens twijfelt, hij gelooft niet dat hij de orde weer terug kan verkrijgen als hij er zelf aan werkt, als hij er zelf is. Anders zijn jullie toch ook zo slim en wijs. Jullie weten dat als je honger hebt en ik zou voor je eten, zou je dan verzadigd zijn?'

vrijdag 9 oktober 2015

Bruno over zijn eerste kinderjaren




Al sinds mijn kinderjaren stelde ik vast dat de goede goddelijke weg bijna leeg was, slechts af en toe trof ik een goed mens. Dit deed mij zeer verbaasd staan. Ik ging verder en verder en moest ver het bos in. Hier kwam ik geen mensen tegen, daarentegen des te meer dieren, allerlei dieren. Deze waren aanvankelijk erg angstig, wat me eveneens zeer versteld deed staan.

Eerst nu kreeg ik het inzicht tussen goed en kwaad. Ik ging steeds verder en heb hierbij een zeer duidelijk beeld. De natuur, de dieren, ik en de mensen zag ik als een goddelijk wezen op deze aarde, die ik goddelijk ervoer. Hierbij kreeg ik de gedachte: ‘God’ en zei zo voor mij uit: ‘God, hoe goed is het toch bij jou, hier wil ik altijd blijven. Thuis, bij mijn ouders, net zo als bij andere mensen, is het niet zo mooi, ook niet zo rustig. De meeste mensen zijn erg slecht. Hier wil ik blijven en hier hoef ik de slechte mensen niet meer te vrezen’.

Toen werd het mij duidelijk dat de dieren zich ook vanwege de slechte mensen hier in het bos ophouden. Het duurde niet lang of ik voelde me geborgen, beter dan thuis bij mijn ouders, want hier was ik niet zo alleen. De dieren waren plotseling niet schuw meer, werden zeer vertrouwelijk, kwamen naar me toe, lieten zich aaien. Ik sprak met alle dieren. Kortom, we konden het goed met elkaar vinden, ze begeleidden me door het bos en we werden steeds dikkere vrienden.

Zo verbleef ik enige dagen en nachten in het bos, totdat de mensen mij oppakten en mij naar mijn ouders brachten. Ik kreeg veel harde klappen en werd bovendien in een kamer opgesloten. Om de klappen heb ik nooit kunnen huilen, daar ik de klappen niet als pijn ervoer, hoewel m’n lichaam soms bont en blauw was. In ieder geval duurde de gevangenschap in mijn ouderlijk huis niet lang, daar ik mij heel gauw en vaak hieruit bevrijdde. Het woud en mijn vrienden, de dieren, waren zo sterk dat ik er steeds meer naar toe getrokken werd. Ondertussen kwam in het bos vaak de gedachte in me op: zijn de mensen ook niet je vrienden? Ja, waarom loop ik altijd van de mensen weg. Weer een inzicht: dieren vrezen het kwade in de mens, maar ik was niet bang, want ik ben sterker dan het kwade. Dat ik sterker ben, wil ik alle mensen laten zien. Hoe klein ook mijn lichaam was, toch voelde ik mij eenvoudig sterker dan alle mensen.

Van toen af aan, mijn lichaam was goed 2½ jaar oud, trok het mij naar mensen die door het kwaad waren overmeesterd. Het kwade had het lichaam afgebroken, wat de mensen ziekte noemen, afgetakeld, en weer kwam een gedachte bij me op als ik voor een ziek mensenlichaam stond: ‘Uit het lichaam van veel dieren is toch de ziekte verdwenen als ik zachtjes voor me uit zei: ”lief diertje, je zal spoedig weer een gezond lichaam hebben’’.’ En zo gebeurde het ook. Bij mensen is het toch niet anders. Als de gedachte bij mij vastlag, kwam het lichaam van de mens vrij van alle kwalen. Zo werd ik voortdurend direct door zieken aangetrokken, want in alle woningen, waar ik plotseling opdook, ware zieke mensen tegen wie ik steeds alleen zei: ‘je bent niet ziek meer’. Ofwel als sommigen zeiden: ‘Hij gaat dood’, dan zei ik kort: ‘Nee, hij gaat nog lang niet dood, gezond zal hij worden’.


Bij iedere zieke was ik maar heel kort. Terwijl ik de zieke naderde, zei ik hem kort en zachtjes dat wat ik al vertelde en daarop verdween ik iedere keer weer bliksemsnel.Vanaf deze tijd is uit de gedachten ook het inzicht, het geloof ontstaan en dat heeft wortel geschoten, is steeds groter en sterker geworden, dat beslist niemand mij nu kan afnemen.

Bruno Gröning 1949