zaterdag 31 januari 2015

Zit het met erfelijkheid heel anders dan we dachten?


Marianne Rots hoogleraar moleculaire epigenetica aan het Universitair Medisch Centrum Groningen over erfelijkheid:


Ze spreekt over een concert van onze genen. Die staan niet alleen aan of uit, maar kunnen ook luid schreeuwen of juist fluisteren. .

´In 2000 was er de ‘schets van het boek des levens’. Voor het eerst was de volgorde van ons hele DNA beschreven. De hoop was om de posities in het genoom te vinden die ziektes zoals kanker en diabetes voorspellen. Dat kan door het DNA van patiëntengroepen te vergelijken met het DNA van mensen die die ziekte niet hebben.
Maar dergelijke ‘markers’ voor erfelijke aanleg terugvinden in het genoom lukte niet goed. Dus was de vraag: waren ze er niet, of keken we niet goed?”
Er speelt ook iets anders. Van dat hele genoom bleek uiteindelijk maar 1,2 procent de blauwdruk te zijn met de codes voor eiwitten. Dat is maar een heel klein stukje van die drie miljard bouwstenen die ons DNA bevat. In de rest van het DNA zitten allerlei regulerende mechanismen.
Op het hele genoom zitten wat ik maar even vlaggetjes noem, die signaleren of een gen aan of uit moet, en ook of het harder of zachter moet ‘werken’.
Je genen-set is waarmee je geboren wordt, maar allerlei omgevingsfactoren beïnvloeden welke genen harder of zachter aanstaan. Daar gaat wel eens iets mis, en dat kan resulteren in ziekten zoals kanker.
Bij mannen die voor hun veertiende hebben gerookt, bijvoorbeeld, verandert er iets aan hun erfelijk materiaal, wat ze later kunnen doorgeven aan hun kinderen. Maar de nadruk ligt steeds op nadelige effecten die doorgegeven worden, je kunt veranderingen ook zelf terugdraaien.´

Tot zover de Paradiso lezing in mei 2013 van Prof. Dr. Marianne Rots over epigenetica.


63 jaar eerder zei Bruno Gröning in eenvoudige bewoordingen over erfelijkheid:


´Als u de een of andere aandoening heeft, dan stelt u zich voor of u verbeeldt zich dat u de een of andere ziekte zou hebben. Ik zou u dat haarfijn kunnen verklaren, maar het neemt te veel tijd in beslag.

Een feit is dat u uzelf de ziekte suggereert en hiervan dan niet meer loskomt. De mens fotografeert met zijn ogen, hij is een fototoestel dat deze beelden in een archief vastlegt. De mens is zo goed geschakeld, heel natuurlijk, dat wat hij jaren geleden gezien heeft, zich weer voor de geest kan halen. U heeft hetzelfde beeld weer voor ogen. U heeft het immers gefotografeerd en het blijft als u daar waarde aan hecht; als dat niet zo is, of als de geest zwak is, dan kan het voor altijd verdwijnen, dan is de centrale niet in orde, waardoor het toestel het niet zo precies kan opnemen.

En nu gebeurt er iets. Moeder heeft een maag- en darmkwaal gehad. Ze heeft over deze of een andere pijn bij haar kinderen geklaagd. Ja, ze sterft, sterven moeten wij mensen allemaal, ik ook. Het ene kind groeit op en krijgt ook pijn, ineens maag- en darmpijn. Doodsoorzaak van de moeder volgens de overlijdensakte, was kanker! Het kind groeit op: “Datzelfde, dat had  moeder, dat heb ik ook, moeder is aan kanker gestorven, dan zal ik dat ook hebben”. Het is nog niet eens kanker, maar hij schakelt op dit orgaan, schakelt op ziekte. Als hij nu van deze gedachte niet loskomt, dan krijgt hij werkelijk kanker, omdat het orgaan immers vanuit de centrale, vanuit het achterhoofd, waar alle zenuwbundels door het lichaam trekken, aangesproken wordt. Hij schakelt op de maag, vanzelfsprekend gaat dat erdoor, legt zich op dit orgaan, hij schakelt kanker. Het orgaan wordt daarop geschakeld, de zenuw werkt niet meer, er is geen leven mee in, er ontstaat een knagen - de kanker knaagt immers ook, daarom heet het kanker* (*Kanker - Krebs - Cancer = kreeft) - en het knaagt en het gebeurt inderdaad, er ontstaat kanker.´

 1950 –31 aug. bij Enderlin te München. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten